Lang voor Covid-19 (herinneren we ons die tijd zonder covid-19 nog?) bracht het armoedeplatform Delfshaven een onderzoek uit naar de kansongelijkheid in Delfshaven. Die was schrikbarend hoog. Er zijn in Delfshaven basisscholen waar 70% van de kinderen zonder ontbijt naar school gaat. In het rapport stond dat de basisscholen in de wijk al decennia zien dat er te weinig verandert in de wijk. Zij zien letterlijk dat armoede intergenerationeel wordt doorgegeven. Want de leerlingen toén zijn inmiddels zélf moeder. Het rapport is het lezen waard, maar het heeft niet de aardverschuiving gerealiseerd die eigenlijk nodig is: 1 op de 3 kinderen!

Drie maanden later brak Covid-19 uit. En sindsdien is er geen dag waarop het onderwerp kansgelijkheid niet ergens wordt genoemd. Op zich positief, omdat er nu brede aandacht is voor de kansgelijkheid van kinderen. Maar we moeten uitkijken dat we niet denken dat we de kansgelijkheid realiseren door Quick fixes. Was het maar zo makkelijk, dan hadden we dit probleem al veel eerder opgelost. Om kansgelijkheid te realiseren is continue aandacht nodig op zoveel fronten. Welke fronten dan precies?

Team Toekomst hanteert in haar aanpak op dit punt de theorie van Bourdieu, een Franse socioloog. De theorie van Bourdieu (1989) kan helpen om inzichtelijk te maken hoe zogenaamde hulpbronnen ertoe bijdragen dat ouders hun kinderen in de gelegenheid stellen te participeren, bijvoorbeeld door sport. De theorie veronderstelt dat de mate waarin mensen kunnen meedoen in de maatschappij, afhangt van de mate waarin zij beschikken over hulpbronnen. Persoonlijk, materieel, sociaal en cultureel kapitaal worden als de belangrijkste hulpbronnen gezien. Daarnaast zijn ook de persoonlijke kenmerken van een kind van belang, zoals een goede (psychische) gezondheid en motorische vaardigheid. Het ontbreken van een of meerdere hulpbronnen kan een risicofactor zijn voor een achterblijvende sportdeelname bij kinderen.

Om het naar ons werk als Team Toekomst te vertalen: alle bovenstaande knoppen moeten allemaal continue goed staan afgesteld om het kind en het gezin duurzaam te kunnen versterken. Cruciaal is de vertrouwensband tussen linkwerker en het gezin en het kind. Daarnaast is de lange termijn van de ondersteuning belangrijk: we ondersteunen niet even, maar 2 jaar lang. Tot het gezin in een nieuwe routine is gekomen. Daarnaast hebben we uiteraard ook alle mogelijkheden om te helpen: we kunnen fondsen aanvragen, sportspullen regelen, fietsles en een fiets regelen, huiswerkondersteuning door een vrijwilliger uit de wijk, en ondertussen helpen we het gezin om stap voor stap zelf die regie weer te pakken.

Wat zijn we blij dat kansgelijkheid nu breed wordt gezien als groot maatschappelijk vraagstuk. Maar wat vrezen we voor Quick fixes. Want helaas, Bourdieu toont aan dat er zoveel nodig is om die kansgelijkheid te kunnen creëren; daar hebben we in onze wijk Delfshaven nog 10 jaar voor nodig.